Just testing with the M HKA Content!!

Jan Fabre – Homo Faber

13 May - 15 August 2006
MuHKA, Antwerpen

Dat Jan Fabre een van onze belangrijkste kunstenaars is, zal iedereen onderschrijven. Maar waar dat belang precies ligt, is niet altijd zo duidelijk. En evenmin hoe de veelvuldigheid van zijn activiteiten aaneengeknoopt kan worden. Is Fabre een beeldend kunstenaar die ook theater, dans en opera maakt? Is hij een theaterkunstenaar die ook tekent, sculpturen, installaties en films maakt ? Wat is zijn belang als auteur, als choreograaf, ...? De tentoonstelling in het M HKA wil een basis vormen van waaruit heel het oeuvre van Jan Fabre opnieuw kan worden bekeken.

Fabre katapulteerde zichzelf in 1982 uit de marge meteen internationaal in de schijnwerpers met zijn Het is theater zoals te verwachten en te voorzien was en bestendigde dit beeld twee jaar later met De macht der theaterlijke dwaasheden. In het verlengde daarvan werd hij ook in de beeldende kunstscène een gewaardeerd kunstenaar die in prestigieuze galerijen en musea zijn opwachting maakte.

Waar zijn theaterwerk en ook het latere beeldende werk sindsdien uitputtend bestudeerd werd, bleef alles wat Fabre voordien gedaan had, onbelicht. Hier en daar werden wel een paar oude werken opnieuw onder de aandacht gebracht, zoals de Theezakjeskamer (1978, uitgevoerd in Watou in 1995), de reeks 8 mm kortfilmpjes (1980-82) in een editie voor de VMHK in Gent, het Neuslaboratorium (1978-79) in de tuin van zijn ouders, of de Wetskamer (1979) en Wetskelder (1979) met zijn weckpotten in Fondation Claudine et Jean-Marc Salomon en MAMAC, Nice. Ook door de recente tentoonstelling van maquettes in het Vlaams Parlement werd de breedte van het beeldende kunstverhaal achter Fabre opnieuw gesuggereerd. Maar het beeld van het geheel werd nooit bijgesteld.

Amper gedocumenteerd vielen de eerste tien jaar van een enorme beeldende kunstactiviteit weg. Zo ontstond een beeld van theater, dans en opera enerzijds, en tekeningen, sculpturen, films en installaties anderzijds, die onderling moeilijk met elkaar te rijmen leken. Toch is een ordening en indexering in deze zin zeker mogelijk; ze wordt ook gebruikt voor het boek, dat naar aanleiding van deze tentoonstelling verschijnt. Tegelijk kan zo’n categorisering leiden tot een beeld waarbij Fabre’s kunstwerken worden geïnterpreteerd als geïsoleerde producten. 

Het M HKA gelooft juist dat het belang en de eigenheid van Fabre als kunstenaar primair in zijn voortdurende beweging ligt. Wij zien Fabre als een oeuvrekunstenaar, een kunstenaar van wie het werk belangrijk is als één samenhangend geheel. De afzonderlijke werken krijgen hun energie en samenhang uit die bredere beweging met zijn vele inzetten. Het heeft dan ook met Fabre een presentatievorm gezocht om hieraan uitdrukking te geven. Met aandacht voor beelden die geen kunstwerk zijn geworden maar wel kunst zijn, voor documentatie als enige overblijvende toegang zijn tot handelingen, voor klank en tekstflarden … Omdat Jan Fabre een ‘homo faber’ is, een doende mens wordt teruggegrepen naar een titel van de vroege tentoonstelling Homo Fabere (1981).

De kunst van Fabre is kunst die ontstaat uit handelen en die daar verder toe wil aanzetten. Door deze benadering wordt het schijnbare schisma tussen de theatermaker en de beeldende kunstenaar opgeheven. Dat wordt pas goed duidelijk bij een meer aandachtige benadering van Jan Fabre’s vroege artistieke praktijk, voorafgaand aan Het is theater … Parallel aan deze performanceactiviteit ontwikkelde Fabre werken die men installaties kan noemen maar die volledig verweven zijn met deze performance-inzet. In een weekendtentoonstelling in het M HKA toonde Fabre recent een reeks van dergelijke werken, de vleeswerken.

De opener van de eigenlijke tentoonstelling, Objecten om in te breken en te vechten uit de eerste tentoonstelling in Curiosity House, geeft de straat als referentiekader. Het doorboorde JFK-muntstuk is een ruimtelijke versie van de performance-installatie It Is Kill Or Cure uit 1982 in Franklin Furnace in New York waarin Fabre zichzelf als schietschijf aanbood. Installaties zoals De lente komt eraan (1979, condooms gevuld met kiemende uien en aardappelen) of Moving Obsessions Giving Light (een remake van de tentoonstelling uit 1981 in Artspace Washington, met kasten en stoelen met op hun hoeken brandende kaarsen) blijven zelf letterlijk verder bewegen maar ze maken ook een actor van de bezoeker, net zoals de Vliegenvangerskamer (1979). 

Maar niet alleen de gereconstrueerde installaties worden tentoongesteld, er is ook een veelheid van materiaal dat hierbij aansluit: de vroege 8mm performancefilmpjes; documentaire tapes van een aantal performances; allerhande teksten; liedjes op teksten van Fabre van de ‘cold wave’ groep M. Bryo & DMT; kleine objecten of installatie-elementen zoals de voetmatten met een schaar eronder om het boze oog af te weren; documentaire foto’s van performances; foto’s die parallel aan performances werden genomen, zoals die van de tot arabier herschminkte Fabre in De Prins-Arabier uit de Sprookjes van Duizend en één Nachten (1978), of die van de tricolore slakken op Fabre’s huid uit de Window Performance van 1977. 

Ondanks de overvloed van belangrijke vroege werken die de laatste twintig jaar niet meer te zien waren, en ondanks de rijkdom aan nu pas ontsloten documentair materiaal, is de tentoonstelling van Fabre in het M HKA geen ‘retrospectieve van de vroege Fabre’. De verrassende ‘vintage Fabre’ die overal in de tentoonstelling opduikt, wordt verbonden met het belangrijke werken van Fabre waarover het M HKA beschikt. De figuur bekleed met duimspijkers Ik, aan het dromen (1978), de engelfiguur Mur de la montée des anges (1993), de prachtige tekeningenreeksen, de bekende insectensculpturen… allemaal in een andere setting dan we van hem gewoon zijn.

Het voornaamste inzicht van de tentoonstelling is, dat het oeuvre van Fabre een blijvende heksenketel is van gedachten, woorden, beelden, slierten van mogelijkheden die in handelingen overgaan, zich verdikken tot werken en dan weer verder slingeren.