Sanguine/Bloedrood. Luc Tuymans on Baroque
Een knokige man kijkt ons met de nek aan. Een klassiek portret is dit allerminst, het is een studie, een tronie. De penseelvoering is doeltreffend; ze getuigt van een scherp observatievermogen en van raffinement. Let op de subtiele schakeringen van grijzen, okers en bruinen. Transparante verflagen wisselen elkaar af met opake partijen en met accenten die het licht weerkaatsen.
Niet de identiteit van het model is voor Anthony van Dyck belangrijk. Wel de pose en de speling van het licht op zijn gelaat en nekspieren. Het ongewone standpunt van waaruit we de man bekijken – in verloren profiel – verleent hem een mysterieus en tijdloos karakter. Tronies worden aanvankelijk niet voor een publiek of een koper geschilderd – ze gelden in de eerste plaats als middelen om tot het beoogde eindresultaat te komen – maar kunstliefhebbers en -handelaars denken daar al snel anders over.
van Dyck maakt de studie omstreeks 1618–20, wanneer hij als jonge kunstenaar in het atelier van Peter Paul Rubens werkt. De tronie vormt het vertrekpunt voor een knielende figuur die Christus een rietstengel als staf aanbiedt, rechts onderaan op de Doornenkroning (Madrid, Museo del Prado) en op een Doornenkroning (voorheen Berlijn, Kaiser Wilhelm Museum) die de Tweede Wereldoorlog niet overleeft. Het personage op groot formaat is echter halfnaakt en draagt een hoofdband in plaats van een kraag. De houding van de overige personages op deze twee werken oefent van Dyck nog in enkele andere tronies.
Tekst: Nico Van Hout, 2018