The Projection Project – Durven denken, durven dromen

THE PROJECTION PROJECT onderzoekt hoe kunst alternatieven aanreikt voor een escapistische cultuur van projecties die dagelijks op ons afkomen: een overmacht aan fantasmagorische beeldvorming, door technologie gedragen beelden die door de politiek, de commercie en vermaaksindustrie over de werkelijkheid gespannen worden.
In de kunstpraktijk en het denken over beeldcultuur komt projectie in allerhande formats heel vaak voor. De vele toepassingen van projectie zijn het resultaat van een ontwikkeling waarin soms zeer van elkaar verschillende kennisvelden op elkaar inwerken: dat van de fysica, de geometrie, cartografie, optica, psychologie, de schone kunsten en show business.
Als begrip is projectie echter weinig gethematiseerd, wellicht vanwege zijn complexiteit; het verenigt wiskundige en culturele beeldvorming, werkingen van het onbewuste en van een actief bewustzijn. Tegelijk is projectie alomtegenwoordig, zowel in de letterlijke als in de figuurlijke zin.
Projectie is een aloud procédé, maar het ondergaat ook voortdurend transformaties. In de geschiedenis van projectiekunst handelen veel kunstwerken over condities van projectie: “Kijk dit is het apparaat, zo worden de beelden gemaakt, dit is de ruimte/toestand waarin ze opdoemen voor de kijker.” Een fascinatie voor het geprojecteerde beeld en voor de context waarin dat beeld ervaren wordt, verbindt de 21ste eeuwse kunstenaar met de 19de eeuwse artiest/‘artisan’.
In actuele projectiekunst zie je ondermeer een interesse in de techniek als roesverwekker, alleen wordt hier technologie in haar werking op de menselijke psyche blootgelegd. Deze projectiekunst gaat een verband aan met de psychedelische projectie uit de 2de helft van de jaren ’60; nu pas is men de erfenis van die visueel overdadige kunstvorm aan het verwerken. Er is evenwel één verschil met de jaren ’60, namelijk het inzicht dat de werkelijkheid tegenwoordig zelf vaak al een hallucinatie is.
Recente projectiekunst onderscheidt zich verder bovenal van de dominante projecties in onze beeldcultuur doordat ze de impliciete ambitie van de term herijkt: projectie als een project, een visionair beeld, waar een verwachting of bespiegeling over de toekomst in schuilgaat. Het historisch besef wordt hersteld via de kunst, projectie als een pure utopie is immers een reactie op het heden, een product van zijn tijd en geworteld in een verleden.De tentoonstelling THE PROJECTION PROJECT vindt plaats in een medialandschap waar een ander paradigma verschijnt. Vandaag maken we het afscheid mee van verscheidene analoge beeldtechnologieën; een historisch keerpunt was Kodaks aankondiging in 2004 om de productie van het diacaroussel te staken. De digitale revolutie zorgt dat diverse door de moderne kunsttraditie geheiligde methodes zoals dia- en filmprojectie in onbruik geraken. De kunstwereld reageert daarop met een mengeling van lucide nostalgie en militante identificatie; dia- en filmprojectie zullen nog wel enige tijd belangrijke media blijven, maar ze zullen voortaan moeilijk kunnen worden losgezien van een melancholische terugblik op een tijdperk en een technologie die nooit meer terugkomt.
Het historische failliet van projectie als technologie betekent dat we op een punt zijn gekomen waarop projectie niet langer in strikt technologische termen dient te worden gedacht. We kunnen juist in brede zin het projectiebegrip heroverwegen. In die context is de sociaal-politieke ondertoon van projectie als een collectief gebeuren of project van een toekomstige gemeenschap aan de orde. Nu projectie in de huidige tijd zijn technologische dienstbaarheid verliest, kan het begrip zijn allegorische zeggingskracht herwinnen. Onze hypothese luidt dan ook dat kunstenaars zich in ons tijdsgewricht opnieuw buigen over de artistieke inzet van het begrip ‘projectie.’
THE PROJECTION PROJECT wil zelf een project zijn, een beloftevolle methode om het begrip projectie, en haar potenties voor onze kunst, te denken en te tonen. In zijn ambitie is het project een samenwerking van drie curatoren [Mark Kremer, Edwin Carels, Dieter Roelstraete] en drie instellingen [M HKA, IFFR, NAi Publishers]. De bundeling van visies en praktijken leidde tot een presentatie van kunstwerken in het M HKA, een publicatie en een filmprogramma.
____
Deelnemende kunstenaars: