Just testing with the M HKA Content!!

Willy De Sauter

°1938
Leeft in Tielt, BE
Werkt in Tielt, BE
Geboren in Dudzele, BE

Het oeuvre van Willy De Sauter (°1938, Dudzele-Brugge) wordt door een grote stilistische eenheid en dito vormelijke eenvoud gekenmerkt, maar vertoont tegelijk een verscheidenheid aan uitgangspunten en een opmerkelijke theoretische diepgang. 

Dat komt doordat de kunstenaar in eerste instantie bezig is met de verkenning van de minimale vormelijke aspecten van een beeld, met een zoektocht naar de essentie ervan. Vanuit zijn opleiding als graficus (hij studeerde van 1956 tot 1963 aan het H.I. St.-Lucas te Gent) en zijn ervaring met de toegepaste grafiek, begon Willy De Sauter zijn oeuvre met tekeningen en schilderijen, die tot op de dag van vandaag het belangrijkste onderdeel van zijn artistieke productie blijven uitmaken. De introductie van de derde dimensie in dit vlakke werk zette hem er in de loop van de jaren tachtig toe aan om ook sculpturen te gaan maken; creaties die wel de ruimte veroveren, maar in feite vlak blijven – ingewikkelde vormen zouden immers het doel van deze kunstenaar hopeloos voorbij schieten.

Formeel sluit De Sauter zowel bij de fundamentele als de minimale kunst aan. Zoals andere fundamentele kunstenaars geeft hij prioriteit aan de essentie in de visuele taal en onderzoekt hij de fundamentele, d.i. de basisaspecten van zijn medium. Met de minimale kunst heeft vooral het oeuvre van de jaren 1971-1986 gemeen dat het (schijnbaar) aan niets dan de in zijn eigen vorm gevatte betekenissen refereert en ook de seriële horizontale accrochage van sommige reeksen sluit bij de minimale kunst aan. Anders dan bij beide kunststromingen echter is aan de ene kant de emotionele betrokkenheid van De Sauter bij zijn werk, die een even grote rol bij het ontstaansproces van zijn oeuvre speelt als het rationele concept ervan en aan de andere kant het feit dat hij een aantal zeer uiteenlopende esthetische problemen en categorieën in zijn werken aankaart, gaande van de klassieke visie op het kunstenaarsschap tot begrippen als representatie, presentatie, mimesis en imitatie. De uitspraak van de kunstenaar dat hij een minimalist is (en altijd is geweest), moet dus worden geïnterpreteerd in het licht van zijn minimale gebruik van beeldende middelen en vormen, eerder dan in een context van aan een bepaalde kunsthistorische stroming verbonden ideeën of gedachtegoed.

In 1960 had Willy De Sauter zijn eerste solotentoonstelling. Het werk uit de periode voor 1969-70 (bestaande uit onder meer landschappen) beschouwt de kunstenaar echter niet langer als belangrijk. In 1969-70 koos hij namelijk radicaal voor de ‘basics’ – wat zoals gezegd zijn verdere oeuvre zou kenmerken – te beginnen met een intens en jarenlang onderzoek naar de mogelijkheden van de lijn.

"Zowat alles relativerend ging ik onbewust over tot het ontleden van de visuele en formele elementen. Zo kwam ik tot de essentie van alle vormen, namelijk de lijn op zichzelf."

In die eerste werken zien we telkens een reeks dunne, haarscherp en kaarsrecht getrokken verticale lijnen, eventueel licht uit evenwicht gebracht door een diagonale lijn. Ze werden met zwarte acrylverf en pen op het witte doek getekend. De invloed van de opleiding tot graficus komt in deze lijnwerken duidelijk tot uiting, niet alleen vormelijk, maar ook door de technisch perfecte uitvoering. Willy De Sauter hecht een groot belang aan een kwalitatieve materiële realisatie van zijn ideeën.

In de zoektocht naar de essentie gaan deze werken steeds ijler worden: de afstand tussen de enkel nog verticale lijnen wordt groter en ook de papierformaten nemen in omvang toe. Vanaf 1974 beperkt De Sauter zich tot telkens één lijn, waarvan hij de uitdrukkingsmogelijkheden uittest. De lijn wordt steeds immateriëler: slechts met witte verf op de witte drager aangebracht, enkel opgeroepen door het spel van het licht op een plooi in het doek of een vouw in het papier of nauwelijks nog aanwezig als de scheiding tussen bladen of doeken die tegen elkaar werden geschoven.

Het onderzoek neemt in 1975-76 de vorm aan van boeken met 30, 50, 100 of 150 bladen. Op die manier wordt telkens in een reeks een bepaald aspect van de lijn nader bekeken. Uiteindelijk komt De Sauter uit bij de lijn zo breed als een blad en van daar evolueert hij naar het lijnvlak. Zo’n lijnvlak lijkt op het eerste zicht een grijze zone, maar bij een meer nauwkeurige lezing blijken de vlakken uit fijne arceringen te bestaan. Voor de lijnvlakken wendt de kunstenaar nieuwe materialen en technieken die hij uit zijn grafische praktijk kende, aan, wat in nieuwe visuele mogelijkheden resulteert.

Op dit elan blijft De Sauter enige jaren verder werken en experimenteren. Na verloop van tijd zien we een kentering optreden en wordt de lijn met een wit, grijs of zwart geverfd vlak geconfronteerd: de borstelstrepen in de verf gaan een dialoog aan met de autonome lijn op het ongeverfde deel. In het begin van de jaren tachtig evolueert dit verder naar een doorgedreven aandacht voor kleur, materie en textuur. Na meer dan tien jaar aangehouden versobering en uitzuivering, na het bereiken van zijn beeldende minimumgrens, moest de kunstenaar om te kunnen blijven creëren een andere richting uit. Die richting blijft evenwel trouw aan het zoeken naar de vormelijke essentie.

Deze werken zijn meestal uit (telkens twee) vlakken opgebouwd; de lijn blijft bestaan als de grens tussen de beide delen: een horizontale, een verticale of een diagonale. Willy De Sauter gaat goudverf, bladgoud, koper en messing gebruiken, in een dialoog tussen twee materialen (bijvoorbeeld goud op het ene en koper op het andere deel van de drager), tussen één materiaal en een wit vlak (bijvoorbeeld goud op het ene deel van een blad papier en het andere deel onbehandeld) of tussen een gepolijst en een ongepolijst of zelfs geschuurd deel van hetzelfde materiaal (bijvoorbeeld koper). In een latere fase verdeelt de kunstenaar een blad papier in twee, waarvan hij één kant met pastelkrijt inkleurt. Deze bladen worden enkel met de bovenkant aan de muur bevestigd, waardoor de onderkant naar buiten gaat krullen en de derde dimensie in deze werken sluipt. Van daaruit begint De Sauter meer ruimtelijk te werken, bijvoorbeeld met plaasteren tegels die hij afschuint, kleurt en een plaats in de ruimte geeft. Ook in zijn driedimensionaal werk vertrekt hij van zijn zelfde uitgangspunten.

Sinds 1986 komt de lijn weer op het eerste plan om zich daar een evenwaardige plaats naast het vlak toe te eigenen. Dit is het gevolg van de toegenomen interesse van de kunstenaar voor architectuur. In een nieuwe reeks werken gaat hij een aantal architecturale elementen aan een doorgedreven onderzoek onderwerpen. Daarbij baseert hij zich op bestaande gebouwen, al dan niet met een bepaalde (kunst)historische waarde, maar wel met een modern (rechtlijnig, planmatig, sober) karakter. Het hoeft dus niet te verwonderen dat zijn voorkeur naar creaties uit het interbellum uitgaat. Vanuit de eigen waarneming of fotografische reproducties ontleent hij één of meerdere elementen aan het gebouw, die hij in zijn tekeningen, schilderijen of sculpturen herneemt en transformeert. Zo maakt hij werken waarin hij raam- en deuropeningen op ware grootte afbeeldt, echter niet zonder ze te metamorfoseren tot blinde vlakken (een verwijzing naar de schilderkunst als venster op de werkelijkheid). In andere werken zien we een gevelindeling terugkomen. In dergelijk werk worden houtskool, grafietstiften en lakverf (een technisch zeer moeilijk materiaal) gecombineerd.

In de meeste latere werken zien we een evolutie naar enerzijds een grotere abstractie – de architectuur fungeert nog wel als inspiratiebron, maar er ligt niet langer een bepaald gebouw aan zijn werk ten grondslag – en anderzijds weer zoals in de eerste helft van de jaren tachtig naar een verscheidenheid aan materialen en dragers.

(tekst: Marijke Van Eeckhaut, Stefaan Vandelacluze, 2001)