Chris Reinecke

‘Ik ben een Indiër, ik ben een Vietnamees, ik ben een Duitse en Chris Reinecke’
In 1961 studeerde Chris Reinecke af aan de École nationale supérieure des Beaux-Arts te Parijs. Daarna trok ze naar de Kunstacademie in Düsseldorf waar ze tot 1965 haar studies verderzette in het atelier van Gerhard Hoehme; een plek waar Sigmar Polke, Gerhard Richter en Franz Erhard Walther eveneens in de leer waren.
Ondertussen trad ze al naar buiten met efemere tekeningen. Enkele jaren later begon ze ook te werken met garen en breiwol. Met o.a. haar speels gebruik van banale huishoudmaterialen begon ze te morrelen aan de gangbare morele codes op zowel het gebied van gender als die van de relatie tussen kunst en publiek.
Haar Kaugummibilder (1967) bijvoorbeeld, nodigden de bezoeker uit om hun kauwgum op stencils waarop landschappen afgebeeld stonden te plakken. In Umgebungskleider (1967) stak Reinecke enkele mensen in doorzichtige plastic kledij waarop de benamingen van de dingen werden geschreven die de kijker te zien kreeg, zoals stenen, muur, gebouwen etc. En ook met Klima-Tisch (1967), wilde ze collectieve leerprocessen initiëren, met de hoop op verandering of tenminste de wil tot verandering in de geesten van de mensen wakker te maken. De gebruiker van de tafel was in staat verschillende klimaten te simuleren via gekleurd licht, een ventilator, een broodrooster en roomspray.
De fenomenologie, de positiebepaling van mensen en dingen, loopt als een rode draad doorheen Reinecke’s oeuvre en sluit nauw aan bij haar kritische bevraging van de positie van de kunstenaar en kunst in de maatschappij. Nog voor Beuys het idee claimde dat iedereen een kunstenaar kon zijn, formuleerde Reinecke in haar Überlegungen zu meinen Machwerken [Reflecties over mijn makelij] (1967) dat iedereen een kunstenaar kon worden met een persoonlijk autonoom perspectief. Voor haar was kunst de weg naar politieke emancipatie.
Eind jaren zestig richtte Joseph Beuys de Duitse Studenten Partij op. Samen met het protest van de Parijse studenten, gaf het de aanzet voor de revoltes in onder andere Düsseldorf. Via haar toenmalige echtgenoot, Jörg Immendorff leert ze Beuys kennen. Tijdens deze tumultueuze periode richtte Reinecke de LIDL Action Room op, samen met Immendorff, Hans-Jürgen Bulkowski en Wolfgang Feelisch. Deze neodadaïstische actiegroep streed tegen wat het als de elitaire mentaliteit van de kunstacademie beschouwde. In de zomer van 1969 strijkt LIDL-sport neer in Antwerpen, op uitnodiging van de fluxus-gezinde kunstruimte A379089, waar ze een voetbalmatch en een wedstrijd wielrennen organiseren van Antwerpen naar Broodthaers’ Musée d’Art Moderne, Département des Aigles.
Bij een museumbezoek begin jaren zeventig werd Reinecke ervan verdacht het gebouw in brand te willen steken. Zoals gewoonlijk had ze levertraan bij, een vitamine supplement, en ze dachten dat het petroleum was. Na de aanslagen van de links-extremistische terreurgroep Rote Armee Fraktion ontstond er een wantrouwen tegenover geëngageerde kunst. Om de overgevoeligheid op de spits te drijven, besloot ze een brandende speelgoedmuis los te laten op een tentoonstelling van André Masson in een museum in Düsseldorf.
Reinecke raakte gedesillusioneerd. Kunst stond machteloos tegenover de politieke realiteit. Ze trok zich terug uit de kunstwereld. Samen met Immendorff richtte ze het Büro Olympia op. Ze transformeerden LIDL in een grassroots, revolutionaire beweging.
Haar meer politieke werk kreeg voorrang, met bijvoorbeeld haar strijd voor een betere sociale huisvesting in Duitsland. Een plaatselijke conservatieve politicus liet zich ontvallen om ‘gewoon zelf je huizen te bouwen’. Reinecke beantwoordde zijn cynisme met een ontwerp voor mobiele woonunits. Met wol en haaknaald maakte ze een cocon die je tussen twee lantaarnpalen kon hangen. Daarnaast ontwierp ze ook een éénpersoonscabine op wielen. Helaas werden haar ontwerpen nooit uitgevoerd.
In een pamflet schreef ze:
‘Het is verbazend dat met de LUCHT nog geen handel wordt gedreven: deze handel zou de meest enorme geldwinning aller tijden garanderen!!’
Haar ideeën resoneren tot op vandaag en hebben nog niets van hun actualiteit verloren. Reinecke hechtte weinig geloof aan het unieke aura van een kunstwerk en het bestaan van het artistieke genie. ‘Mensen verlangen naar iets unieks’, schreef ze ooit, ‘als pleister op de wonde van het alledaagse. Waarom willen zo veel mensen zich onderscheiden of opwaarderen met het zogenaamde verhevene?’
Het M HKA bewaart vier werken van Chris Reinecke in de collectie: Umgebungskleid (1967), Region nach oben geöffenet (1969), Appetizer (1969) en Schutz gegen Anfassen (1970). In samenwerking met de kunstenaar werden al haar affiches (Schaufenster-plakaten) onder de noemer Mietersolidarität, of 'solidariteit onder huurders' gedigitaliseerd, vertaald naar het Nederlands en Engels, en ontsloten op ensembles.org